Het konijn en mijn dagboek

Ik was 8 jaar toen mijn konijn Witje op nogal dramatische wijze dood ging. Nu moet ik erbij zeggen dat ik geen ster was in het verzorgen en vertroetelen van dit witte bundeltje zachtheid. Ik vond ‘m lief, en als het zomer was zat ik veel buiten bij zijn hokje worteltjes te voeren. Maar bij slechter weer gooide ik ’s morgens wat eten in zijn bakje en eens in de zoveel dagen moest ik het hok schoonmaken. Best ook wel een verantwoordelijkheid voor een 8 jarige.

Het was woensdagmiddag en met een vuilniszak liep ik naar het einde van onze achtertuin waar het konijnenhok stond om het schoon te maken. Het hok was leeg en de zijkant van het gaas was kapot geknaagd. Witje was ontsnapt!! Terwijl ik terug liep naar de achterdeur om te zeggen dat mijn konijn er niet meer was, zag ik vanuit mijn ooghoek onze vijver. En daarin lag mijn konijn; verdronken.

In het rouwen kennen we 4 taken als het gaat om het omgaan met verlies. Er is echter nog een taak, die als het ware een overkoepelende taak is en vaak wordt weergegeven als taak 0. Deze taak begint niet als er een verliessituatie plaatsvindt, maar loopt door je hele leven heen. Deze taak gaat over het opvoeden in leven en dood. Met andere woorden, hoe heb jij geleerd om te gaan met de leuke dingen in het leven en zeker ook de minder leuke dingen? De manier waarop je geleerd hebt om te gaan met verdriet en teleurstelling is de basis van de manier waarop je met verliessituaties in je latere leven omgaat.

Het is goed als het verlies de juiste aandacht krijgt en er een balans is tussen de verschillende gevoelens die er meespelen en de voortgang van het dagelijks leven. In het geval van het dode konijn in de vijver zou het goed zijn om te praten over de situatie, wat is er gebeurd en hoe voelt het kind zich. Het erkennen van deze gevoelens is belangrijk, ze mogen er zijn. Een dood huisdier is voor veel kinderen een eerste confrontatie met de dood en dus een ‘goed moment’ voor het kind om te leren dat bij het leven ook de dood hoort. Het gemis van het huisdier wordt erkent, een troostende houding.

Het komt veel voor dat er ook anders wordt gereageerd op het verlies, de dood in het algemeen en dus ook bij het kleine leed als een dood huisdier. Zo kan het verlies en de daarbij behorende gevoelens worden gebagatalliseerd (Het is maar een konijn, je had er toch zelden aandacht voor, er zijn wel ergere dingen op de wereld), vermeden (de praktische zaken worden geregeld en daarmee is de kous af. Er wordt niet of nauwelijks over gesproken en er wordt snel overgegaan tot de orde  van de dag), gecontroleerd (er wordt voor het kind bepaald hoe alles gaat, waardoor er geen eigen ruimte en inbreng is. Dit kan zowel praktisch als emotioneel zijn. Er kan bepaald worden voor het kind hoe deze het verlies ervaart, wel verdrietig, maar boosheid of opluchting kunnen niet) of de gevoelens worden gecompenseerd. (Dan krijg je gauw een nieuw konijn, dan mag jij zeggen wat we vanavond gaan eten en natuurlijk mag je nu een snoepje.)

Helaas was er niet veel aandacht voor mijn gevoelens na het ontdekken van mijn konijntje in de vijver. Praktisch werd er gezorgd. Een buurman werd gehaald om het konijn uit de vijver te vissen. Ik herinner mij vooral de lichte paniek van mijn moeder hoe ze dit moest oplossen. Blijkbaar werd er diezefde dag nog gesproken over een nieuw konijn dat ik zou krijgen. Ik schreef er nogal zakelijk over in mijn dagboek. Gevoelens hadden niet zoveel plek.

Toch weet ik nu, 30 jaar later, nog precies dat het op een woensdag middag was. Ik weet ook nog hoe ik in mijn kamer stond terwijl ik in mijn dagboek schreef, om te kijken welke buurman nu Witje uit de vijver had gevist omdat ik me afvroeg wat nu rechts of links was vanuit mijn kamer gezien. Ook herinner ik mij wel enige opluchting dat ik nu niet meer voor het konijntje hoefde te zorgen want dat vond ik toch wel een hele opgave en dat ik zwaar onder de indruk was van het dode beestje in het water. Maar over deze gevoelens schreef ik niet.

Deze manier van omgaan met een verliessiutatie is in mijn latere leven wel herkenbaar. Ik ben goed in het praktisch regelen van de zaken, er zal bij mijn geen chaos ontstaan. Maar praten over hoe ik me voel en wat het met mij doet, dat is iets wat ik met heel veel vallen en opstaan pas veel later heb geleerd.

 

Alles ging goed bij zijn overlijden

Alles ging goed bij zijn overlijden nu zo’n 3 1/2 jaar geleden. Ik stond zoveel sterker in mijn schoenen dan een aantal jaar daarvoor. Ik had mijn eigen issues doorleeft, deed een opleiding tot rouw- en verliesbegeleider. Ik had er zo te zeggen wel verstand van, van dat rouwen.

Alles ging goed bij zijn overlijden. Ik was niet in shock toen de artsen vertelden dat hij hersendood was. Ik zat bij hem, ik aaide zijn handen, ik knuffelde hem. Ik was erbij toen hij stierf.

Alles ging goed bij zijn overlijden. Hij kwam naar huis. We maakten een mooi plekje in de kamer. We bespraken met elkaar de uitvaart. Ik sprak daar, ik zong daar, het ging allemaal goed.

Het eerste half jaar ging het ook goed. Het gewone dagelijkse leven kwam weer op gang met daarin af en toe de schok van zijn dood. De lastige dagen van december kwamen, we deden het met elkaar en we misten hem, maar het was goed.
En toen stopte het rouwproces om hem. De rouw kreeg geen plek meer, werd ver naar achter geschoven en weggestopt. Andere zaken dienden zich aan en slokte al mijn aandacht op. Er was geen tijd en ruimte meer voor rouw om hem.

In het proces van rouwen is het heel normaal om er soms even niet mee bezig te zijn. Het duale procesmodel wordt dit genoemd. De ene keer ben je meer gericht op het verlies, de andere keer ben je ook met de praktische zaken van alle dag bezig of zoek je afleiding in werk, hobby of ontspanning. Dit zorgt ervoor dat het in balans blijft. Kinderen zijn hier van nature wat beter in dan volwassenen. Zij kunnen middenin een verdrietige situatie bijvoorbeeld ineens buiten willen gaan spelen. Wat wij als volwassenen nog wel eens als ongepast kunnen zien. Het kind geeft (onbewust) aan even niet meer met het verdriet bezig te kunnen of willen zijn, het zorgt goed voor zichzelf.

Afstand nemen van het rouwen is dus heel normaal en soms ook gewoon goed. Het is een slingerbeweging die we maken met aan de ene kant niet jezelf verliezen in de emoties van het verdriet en aan de andere kant het verdriet toelaten zodat je het niet verdringt.
Na een half jaar kwam er een einde aan mijn slingerbeweging. Ik stopte de dood van hem zover mogelijk weg.

Tot vorige week ineens de rouw weer naar voren sprong. Ik had (blijkbaar) een deur op een kiertje gezet en het stormde mijn leven weer binnen: Hallo hier ben ik weer! Je dacht misschien dat ik weg was of je was me gewoon vergeten?! Prima, maar ik ben er weer!
En nu was er wel plek voor. De rouw die ik had weggestopt. Omdat het eerst niet anders kon en die ik daarna ook niet meer had toegelaten. En toen het van mij weer de ruimte kreeg om te komen, toen die tranen weer een plek kregen met al zijn pijn, boosheid en verdriet, toen pas voelde ik ook weer de warme liefde door mijn lijf stromen. Toen was er ook weer plek voor de mooie dingen van hem. Toen kwam er ruimte voor de herinnering aan de onvoorwaardelijke liefde van mijn vader die ik zo heb gemist. Maar die mij, door zijn dood heen ruim 3 jaar later, toch weer mijn hart deed warmen.

Even de klas uit

Je kan er niet omheen, de dood. Als iemand uit je nabije omgeving overlijdt, dan is dat een gegeven. Diegene is dood, weg, niet meer in jouw leven.

Iets anders is het met het verdriet dat het verlies van een dierbare je brengt. Daar kun je prima voor weglopen. Daar zijn verschillende manieren voor: het weglachen als iemand je vraagt hoe het gaat bijvoorbeeld, het baggateliseren, dat het allemaal wel meevalt. Heel hard werken, zodat je niet hoeft na te denken of er juist zo veel mee bezig zijn dat je hart je hoofd niet bij kan houden. Je verliezen in alcohol of drugs, de controle willen hebben over alles wat er gebeurt. Er zijn veel verschillende manieren om weg te lopen voor verdriet.
Ook kinderen zijn goed in het vermijden van verdriet. Ze doen dit vaak op dezelfde manier als volwassenen.

Laatst had ik een gesprek met een jongetje van bijna 9 jaar die zijn opa verloor toen hij 5 was.
Hij vertelde dat hij soms heel hard zijn best moet doen om zijn tranen binnen te houden in de klas. In de klas gaat het wel eens over de dood. Omdat er in de wereld iets gebeurt wat besproken wordt in de klas of soms omdat er iets in het taalboek staat wat gaat over de dood. Zodra andere kinderen gaan vertellen over de dood van hun dierbare probeerde dit jongetje zijn verdriet binnen te houden en te hopen dat het gesprek snel voorbij zou zijn.

Op mijn vraag wat er dan zou gebeuren als hij wel moest huilen in de klas was het antwoord dat hij dat vervelend zou vinden omdat iedereen dan naar hem zou kijken. Dan kun je natuurlijk zeggen dat dat helemaal niet erg is als hij moet huilen in de klas, maar zo voelt deze jongen dat nu eenmaal. En als iedereen naar je kijkt als je huilt, vinden wij als volwassenen vaak ook niet zo prettig. Daaraan voorbij gaan is het niet erkennen van deze gevoelens.

Wat zou je dan nodig hebben op dat moment? vroeg ik hem. Dan zou ik wel willen afspreken met de juf dat ik de klas mag uitlopen totdat het gesprek voorbij is.
Zo simpel kan het voor kinderen dus zijn. Zij willen net als volwassenen graag weglopen van het verdriet, maar hebben soms nog niet de keuze om dat te doen en dan is het hard werken om die tranen binnen te houden.
Gelukkig kwamen die tranen er bij mij wel uit en konden we praten over de mooie herinneringen aan zijn opa. Want die verdrietige tranen zitten er nou eenmaal en moeten er toch uit. Als ze er niet uitkomen blijft het vast zitten in jezelf. Dat heet gestolde rouw. En waar gestolde rouw is, kan de liefde ook moeilijk stromen.

Maar wat nu te doen een volgende keer als je weer verdrietig wordt in de klas? Want weet je, weglopen voor je verdriet is eigenlijk geen oplossing. Dat verdriet zit er toch wel en zo is het gewoon niet in het leven. Nare dingen horen erbij, net als fijne en vrolijke dingen. Met zijn pas 8 jaren oud, begreep hij dat prima.
Zou je het niet fijn vinden als de juf het aan je kan zien als je verdriet hebt? Zodat ze even een arm om je heen kan slaan? Dat je dan een slokje water kan gaan drinken om daarna je taalopdracht te kunnen maken? Ja, dat zou wel fijn zijn, was zijn antwoord. Hoe kan de juf dan aan jou zien dat je verdrietig bent? Toch die tranen laten zien misschien, zei hij.

“Ik vind het zo knap van jou dat je met mij hierover kan praten.” Dat waren niet mijn woorden naar hem, maar zijn woorden naar mij. Ik begreep wat hij bedoelde. Hij kon deze dingen zeggen in alle veiligheid. Zijn gevoel mocht er zijn, werd erkend. Hij deed niks fout. En toch zei ik hem wel hoe het was, dat het verdriet er nu eenmaal is en het geen zin heeft om er voor weg te lopen. Hij kreeg een beetje inzicht in hoe het werkt, dat verdriet.

Of je nu klein bent en afhankelijk of volwassen, inzicht in hoe verdriet zich bij jou uit en wat jij doet of niet doet kan helpen in het omgaan met verlies.