Ik irriteer me groen en geel

Wat irriteer ik me aan die ene moeder op het schoolplein. Haar kind is haar alles, bijna letterlijk. Ze is haar prinsesje. Alsof het kind nooit iets verkeerd kan doen. Het sterkst merk ik het als het kleine meisje wil afspreken met een klasgenoot, maar dit kind ondanks een eerdere toezegging toch niet wil spelen. Teleurstelling op het gezichtje en die moeder weet niet hoe snel ze het goed moet maken voor haar prinses. Kom, zegt ze, gaan we samen lekker naar huis en we eten frietjes vanavond! En met een vuile blik op de moeder van dat klasgenootje, verlaat ze het schoolplein.

Over je kind leren omgaan met verdriet en teleurstelling schreef ik al in mijn vorige blog. In het voorbeeld hierboven is het bijna logisch dat de moeder iets te veel compenseert, waardoor het meisje niet leert dat teleurstelling nu eenmaal bij het leven hoort.

Maar waarom irriteert dit gedrag mij zo enorm?

Irritatie is een vervorming van het gevoel jaloezie. Jaloerse gevoelens hebben, net zoals andere soorten gevoelens, een functie. Deze functie heeft ook een vervorming, waardoor je vaak niet herkent waar dit gevoel nu eigenlijk vandaan komt. In het geval van jaloezie is het gevoel verborgen verlangens. Ergens van binnen is er een verlangen wat die andere persoon bij je oproept. De vervorming van jaloezie is irritatie, afgunst, roddelen, kritiek hebben en onzerheid.

Zo heeft het gevoel vreugde de functie dat je er energie van krijgt. Vreugde heeft een helende en genezende werking en is stimulerend. De vervorming is vaak een zogenaamde tevredenheid, cosmetisch geluk en oppervlakkigheid.

Verdriet heeft als functie dat het je ontlaadt. Verdriet geeft verbinding met je kwetsbaarheid, tranen spoelen schoon, het is een gezonde reactie op tegenslag. De vervorming is verbittering, schuld, zelfmedelijden, isolatie en depressie.

Boosheid heeft als functie dat het je verdedigd. Boosheid zorgt ervoor dat je je grenzen niet overschrijdt, het bewaakt je integriteit en geeft zelfbescherming. De vervorming is agressie en sarcasme, je tekort gedaan voelen (slachtofferrol), pesten, klagen en destructiviteit.

Angst heeft als functie dat het je beschermt. Angst zorgt voor veiligheid, waarschuwt voor bedreiging, verscherpt je zintuigen en zorgt dat je overleeft. De vervorming is stoerheid, onaanraakbaarhied, een schild om je heen en fobieën.

Bij mij was het dus jaloezie wat de toon voerde in mijn irritatie om die moeder op het schoolplein. Niet omdat ik ook frietjes wilde gaan eten met mijn kind of een spelletje doen. Wel heeft het met mijn diepgewortelde gevoel te maken dat ik alles goed moet doen. Ergens in mij is een stemmetje dat zegt dat ik geen fouten mag maken. En o wat zou het fijn zijn om ook eens ongeneerd mijn eerste gevoel te volgen en het eens niet volgens de boekjes en het ook eens ‘niet goed’ te doen. Zoals die schoolpleinmoeder in mijn ogen deed.

Herken je zelf iets van de vervormingen van de gevoelens die ik beschreef? Welke is voor jou op dit moment het meeste van toepassing? Durf je ook bij jezelf te kijken wat erachter zit? Misschien hou je je stoerder voor bij anderen dan je bent en ligt daar angst achter voor afwijzing of gezichtsverlies? Misschien voel je je door die ene vriendin of je partner enorm te kort gedaan en ben je eigenlijk boos omdat ze steeds een bepaalde grens bij jou overgaan? Wat je vervorming ook is, het is goed om te kijken wat het gevoel diep van binnen eigenlijk is. Dit bij jezelf herkennen zorgt ervoor dat je naar anderen, maar in ieder geval naar jezelf, beter kunt aangeven wat het met je doet. Dan krijgen deze gevoelens de plek die ze verdienen en kunnen op een gezonde manier intergreren in je leven.

Het konijn en mijn dagboek

Ik was 8 jaar toen mijn konijn Witje op nogal dramatische wijze dood ging. Nu moet ik erbij zeggen dat ik geen ster was in het verzorgen en vertroetelen van dit witte bundeltje zachtheid. Ik vond ‘m lief, en als het zomer was zat ik veel buiten bij zijn hokje worteltjes te voeren. Maar bij slechter weer gooide ik ’s morgens wat eten in zijn bakje en eens in de zoveel dagen moest ik het hok schoonmaken. Best ook wel een verantwoordelijkheid voor een 8 jarige.

Het was woensdagmiddag en met een vuilniszak liep ik naar het einde van onze achtertuin waar het konijnenhok stond om het schoon te maken. Het hok was leeg en de zijkant van het gaas was kapot geknaagd. Witje was ontsnapt!! Terwijl ik terug liep naar de achterdeur om te zeggen dat mijn konijn er niet meer was, zag ik vanuit mijn ooghoek onze vijver. En daarin lag mijn konijn; verdronken.

In het rouwen kennen we 4 taken als het gaat om het omgaan met verlies. Er is echter nog een taak, die als het ware een overkoepelende taak is en vaak wordt weergegeven als taak 0. Deze taak begint niet als er een verliessituatie plaatsvindt, maar loopt door je hele leven heen. Deze taak gaat over het opvoeden in leven en dood. Met andere woorden, hoe heb jij geleerd om te gaan met de leuke dingen in het leven en zeker ook de minder leuke dingen? De manier waarop je geleerd hebt om te gaan met verdriet en teleurstelling is de basis van de manier waarop je met verliessituaties in je latere leven omgaat.

Het is goed als het verlies de juiste aandacht krijgt en er een balans is tussen de verschillende gevoelens die er meespelen en de voortgang van het dagelijks leven. In het geval van het dode konijn in de vijver zou het goed zijn om te praten over de situatie, wat is er gebeurd en hoe voelt het kind zich. Het erkennen van deze gevoelens is belangrijk, ze mogen er zijn. Een dood huisdier is voor veel kinderen een eerste confrontatie met de dood en dus een ‘goed moment’ voor het kind om te leren dat bij het leven ook de dood hoort. Het gemis van het huisdier wordt erkent, een troostende houding.

Het komt veel voor dat er ook anders wordt gereageerd op het verlies, de dood in het algemeen en dus ook bij het kleine leed als een dood huisdier. Zo kan het verlies en de daarbij behorende gevoelens worden gebagatalliseerd (Het is maar een konijn, je had er toch zelden aandacht voor, er zijn wel ergere dingen op de wereld), vermeden (de praktische zaken worden geregeld en daarmee is de kous af. Er wordt niet of nauwelijks over gesproken en er wordt snel overgegaan tot de orde  van de dag), gecontroleerd (er wordt voor het kind bepaald hoe alles gaat, waardoor er geen eigen ruimte en inbreng is. Dit kan zowel praktisch als emotioneel zijn. Er kan bepaald worden voor het kind hoe deze het verlies ervaart, wel verdrietig, maar boosheid of opluchting kunnen niet) of de gevoelens worden gecompenseerd. (Dan krijg je gauw een nieuw konijn, dan mag jij zeggen wat we vanavond gaan eten en natuurlijk mag je nu een snoepje.)

Helaas was er niet veel aandacht voor mijn gevoelens na het ontdekken van mijn konijntje in de vijver. Praktisch werd er gezorgd. Een buurman werd gehaald om het konijn uit de vijver te vissen. Ik herinner mij vooral de lichte paniek van mijn moeder hoe ze dit moest oplossen. Blijkbaar werd er diezefde dag nog gesproken over een nieuw konijn dat ik zou krijgen. Ik schreef er nogal zakelijk over in mijn dagboek. Gevoelens hadden niet zoveel plek.

Toch weet ik nu, 30 jaar later, nog precies dat het op een woensdag middag was. Ik weet ook nog hoe ik in mijn kamer stond terwijl ik in mijn dagboek schreef, om te kijken welke buurman nu Witje uit de vijver had gevist omdat ik me afvroeg wat nu rechts of links was vanuit mijn kamer gezien. Ook herinner ik mij wel enige opluchting dat ik nu niet meer voor het konijntje hoefde te zorgen want dat vond ik toch wel een hele opgave en dat ik zwaar onder de indruk was van het dode beestje in het water. Maar over deze gevoelens schreef ik niet.

Deze manier van omgaan met een verliessiutatie is in mijn latere leven wel herkenbaar. Ik ben goed in het praktisch regelen van de zaken, er zal bij mijn geen chaos ontstaan. Maar praten over hoe ik me voel en wat het met mij doet, dat is iets wat ik met heel veel vallen en opstaan pas veel later heb geleerd.

 

Dat je gewoon naar me luistert

Voor de les kwam ze een beetje schuchter naar mij toe. Ze was te laat, dat wist ze wel. Ze had een trein later, want ze had ruzie met haar moeder gehad.

Kom even zitten, zei ik.

Kom even zitten. Een simpele uitspraak die nou niet echt uitblinkt als de uitspraak van de week. Toch maakten deze drie woorden iets los in het meisje. Ze begon te vertellen. Over haar moeder waar ze sinds kort weer met haar broertje woonde, over haar derde nieuwe school in 3 jaar tijd, over opa en oma waar ze het fijn had gehad, maar die ze nu niet meer mocht spreken van haar moeder, over vader waar ze wel vaker naartoe zou willen. Over school die haar niet geloofde toen ze vertelde waar ze thuis bang voor is. Ze zat met haar pas 13 jaar oud met haar handen in het haar.

Dat lieve meisje op die stoel naast me. Een glaasje water, een arm om haar schouder.  En wat kon ik haar nu bieden? Ze zat bij ons op les bij een culturele instelling. Ik kon haar niets bieden, daar ben ik niet toe bevoegd. Behalve 2 uurtjes ontspanning in de week, even niet hoeven denken aan de ellende waarin je zit.

Ik verzuchtte dat ik het zo vervelend vond om niks voor haar te kunnen doen, behalve dan wat advies geven over instanties waar ze heen zou kunnen, dat ze nogmaals met school moest praten en dat als ze het durfde toch ook aan haar vader en moeder zou moeten vertellen hoe ze zich voelt. Wat ze toen zei raakte me recht in mijn hart: Ik vind het al zo fijn dat je gewoon naar me wilt luisteren.

Naar haar luisteren, dat was de enige vorm van steun die ik haar kond bieden. Wij zijn geen professionele instantie op dit gebied en ik werk daar slechts als vrijwilliger. Ik kon dus alleen maar gewone steun bieden, zoals dat van een soiale omgeving verwacht mag worden en bij haar dus helaas veel ontbreekt.

Er zijn vier soorten van steun door de omgeving te onderscheiden (Keijser, J. de 1997);

  • Emotionele betrokkenheid, zoals inlevingsvermogen en zorg.
  • Instrumentele hulp in de vorm van goederen of diensten (Bijvoorbeeld iemand ergens heen brengen, omdat de ouders dat niet kunnen of hulp bij het maken van huiswerk).
  • Het geven van informatie zoals adviezen, suggesties en achtergrondinformatie. Overigens wordt advies, zeker bij jongeren, niet altijd ervaren als helpend. Helemaal niet als het ongevraagd advies is (als ik jou was…… weet je wat jij moet doen?).
  • Waarderingssteun. Dit is steun die er voor zorgt dat iemand erbij blijft horen. Bijvoorbeeld in de klas of vriendengroep.

Ik voelde onmacht terwijl ik naar dat meisje luisterde. Wat kon ik haar nu bieden? Je wilt toch het liefst ouders, school en weet ik wie door elkaar schudden en zeggen: zien jullie wel wat al jullie gedoe met dit meisje doet?!! Hoor haar, zie haar en luister naar wat zij nodig heeft!!

Toch was ik dus niet zo onmachtig als ik me op dat moment voelde. Ik voelde met haar mee en gaf erkenning voor haar gevoel, ik gaf wat (ongevraagde) adviezen, en zorgde er zeker voor dat ze daarna lekker in haar groep les kon hebben en plezier had.

Met haar opmerking, dat ze het al fijn vond dat ik naar haar wilde luisteren, gaf ze aan steun te ervaren van mij. En steun van anderen levert een belangrijke bijdrage aan het leren omgaan met verlies.